ga naar de hoofdinhoud

§ 5.1 Ontwikkeling van de werknemer

Artikel 5.1.1 Loopbaan

  1. De werknemer heeft zelf de regie op zijn loopbaan en wordt daarbij ondersteund en geadviseerd door de werkgever.  
  2. De werknemer kan de werkgever verzoeken om een loopbaangesprek om zo perspectief op zijn loopbaan en de mogelijkheden om zijn positie op de interne en externe arbeidsmarkt te verbeteren.
  3. De werknemer kan de Talent Navigator (www.aenowaterschappen.nl/activiteiten/talent-navigator) gebruiken om zijn inzetbaarheid te benutten dan wel te verbeteren. 
  4. De werknemer kan de werkgever verzoeken een Persoonlijk Ontwikkel Plan (POP) op te stellen. Alle afspraken die de werkgever en de werknemer gezamenlijk maken over scholing, ontwikkeling, carrière en mobiliteit legt de werkgever vast in het personeelsdossier.

Artikel 5.1.2 Scholing en opleiding

De werknemer zet, daarbij ondersteund en geadviseerd door de werkgever, scholing en opleiding in om gedurende de gehele loopbaan inzetbaar te blijven door up-to-date kennis en vaardigheden te onderhouden, talenten te ontwikkelen, loopbaanambities te ontdekken en te realiseren en/of arbeidsmarktpositie en arbeidsmarktperspectief te behouden en te versterken. 

Artikel 5.1.3 Persoonsgebonden Basisbudget (PBB)

  1. De werknemer tot 35 jaar beschikt op aanvraag over een budget van ten minste € 12.000,-- wat hij gedurende een looptijd van 5 jaar kan besteden aan coaching, opleiding, ontwikkeling en loopbaan.
  2. De werknemer in lid 1 maakt samen met zijn leidinggevende een plan voor de besteding van het budget, afgestemd op zijn ambitie en loopbaanplannen.
  3. De werknemer van 35 jaar en ouder beschikt op aanvraag over een budget van ten minste € 6.000,-- wat hij gedurende een looptijd van 5 jaar kan besteden aan zijn ontwikkeling, loopbaan en vitaliteit.
  4. De werknemer in lid 3 maakt samen met zijn leidinggevende een plan voor de besteding van het budget, afgestemd op zijn ambitie en loopbaanplannen.
  5. Dit budget heeft tot doel de duurzame inzetbaarheid van de werknemer in de loopbaan te ondersteunen, daarbij ondersteund en geadviseerd door de werkgever.
  6. De werknemer heeft het initiatief en een keuzevrijheid over de inzet van dit budget ten behoeve van de eigen opleiding, ontwikkeling en vitaliteit in de eigen loopbaan en bespreekt dit met de werkgever.
  7. De feitelijke en praktische afspraken over de aanwending en besteding van het PBB komen in overleg tussen de werkgever en werknemer tot standen worden vastgelegd in het personeelsdossier.
  8. Indien gewenst en passend binnen de duurzame inzetbaarheid van de werknemer, kunnen eerder gemaakte afspraken worden bijgesteld. Deze bijstelling wordt schriftelijk vastgelegd.
  9. Indien de werkgever de door de werknemer voorgestelde (feitelijke en praktische) inzet van het PBB afwijst dan wordt de motivatie daarvoor schriftelijk vastgelegd.
  10. Er dient een duidelijk relatie te zijn tussen de inzet van het PBB en de duurzame inzetbaarheid in de loopbaan van de werknemer. Het PBB kan in elk geval niet worden ingezet voor de financiering van een hobby.
  11. Indien de werknemer om wat voor reden dan ook, voorzien of onvoorzien, in de afgesproken tijd niet in de gelegenheid is de gemaakte afspraken na te komen, zoeken werkgever en werknemer binnen een redelijke termijn in overleg naar een oplossing, rekening houdend met de oorspronkelijke afspraken.
  12. Indien geen oplossing wordt gevonden binnen een redelijke termijn, vervallen de gemaakte afspraken. Het voor de afspraken gereserveerde budget kan dan, binnen de looptijd, opnieuw worden aangevraagd met inachtneming van de bepalingen van deze cao.
  13. Bij het einde van het dienstverband wordt een eventueel resterend budget niet aan de werknemer uitbetaald maar valt dit terug aan de werkgever.
  14. De werknemer die na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd een (nieuwe) arbeidsovereenkomst met de werkgever aangaat, heeft geen recht op het PBB.