§ 5.3 Beleid werkgever

Artikel 5.3.1 Strategische personeelsplanning

  1. De werkgever voert een actief personeelsbeleid waarin een continue aandacht is voor de strategie en de ontwikkeling van de organisatie in relatie tussen de ontwikkeling van het personeelsbestand en de mobiliteit van de werknemers. Dit verstaan we onder Strategische personeelsplanning. Dit wordt jaarlijks met de OR besproken.  
  2. De werkgever stelt naar aanleiding van de strategische personeelsplanning, in samenspraak met de Ondernemingsraad, een organisatiebreed opleidingsplan op. Dit opleidingsplan bevat aanbod van, en budget voor de financiering van, de voor de functies noodzakelijke opleidingen en door de werkgever verplicht gestelde opleidingen. Dit budget is een bedrag ter hoogte van minimaal 1% van de loonsom.
  3. De werkgever faciliteert de leidinggevenden binnen de organisatie in het voeren van het goede gesprek met de werknemers over wat dit betekent voor het uitvoeren van de functies en wat de werknemers nodig hebben om de functies te kunnen blijven doen.
  4. Jaarlijks bespreken de leidinggevenden met de werknemer, met inachtneming van het bovenstaande, de noodzaak, wensen en mogelijkheden op het gebied van de ontwikkeling van de werknemer en welk instrumenten daarbij ingezet kunnen worden.

Artikel 5.3.2 Arbeidsomstandigheden

  1. De werkgever draagt zorg voor, met inachtneming van de principes van goed werkgeverschap en goed opdrachtgeverschap, de mogelijkheid voor de werknemer om duurzame kennis en vaardigheden te ontwikkelen die op de lange termijn van toegevoegde waarde zijn.
  2. De werkgever faciliteert in het bevorderen van gezond, veilig en vitaal werken.

Artikel 5.3.3 Preventie

  1. De werkgever voert met inachtneming van de wet- en regelgeving op grond van de Arbeidsomstandighedenwet, een actief beleid ter voorkoming van (gezondheids)schade aan de werknemers.
  2. De werkgever kan preventief medisch onderzoek laten verrichten gericht op:
    a. de werkzaamheden van de werknemer; of
    b. bekende gezondheidsproblemen in de organisatie.
  3. De werknemer krijgt (meer) inzicht in de eigen gezondheid. De werkgever krijgt inzicht in de werkdruk en de gezondheid van de organisatie. Deelname aan het onderzoek is voor de werknemer vrijwillig.
  4. Werkgever en werknemer zijn beiden verantwoordelijk voor preventie en terugdringen van de bezwarende omstandigheden.

Artikel 5.3.4 Werk bijzondere eisen

De werkgever benoemt in overleg met de OR welke functies en/of rollen bijzondere eisen stellen. De RI&E en de beoordelingsmethodiek Bezwarende Omstandigheden zijn hierbij belangrijke hulpmiddelen. Voor de werknemer die deze werkzaamheden uitvoert, gelden de voorzieningen uit artikel 5.3.5.

Artikel 5.3.5 Belastende werkzaamheden

  1. De werkgever voert elke 3 jaar een loopbaangesprek met de werknemer die belastende werkzaamheden uitvoert. Tijdens dit gesprek komt in elk geval aan bod op welke wijze de werkgever kan faciliteren in:
    a. De ontwikkeling van de werknemer;
    b. De vitaliteit van de werknemer;
    c. De mobiliteit van de werknemer in- of buiten de organisatie (tweede loopbaan).
  2. De werknemer die belastende werkzaamheden uitvoert, werkt actief aan dit gesprek mee met inachtneming van paragraaf 5.1 en 5.2 van dit hoofdstuk.
  3. Mocht de toepassing van dit hoofdstuk voor de muskusrattenbestrijder niet tot een tweede loopbaan hebben geleid, dan gelden de volgende bepalingen:
    a. Blijkt uit medisch onderzoek dat de werkzaamheden voor de muskusrattenbestrijder te belastend worden, dan heeft de muskusrattenbestrijder recht op urenvermindering.
    b. Deze werknemer heeft op medische indicatie recht op 2,5 ontzie uren per week. Voor de werknemer van 60 jaar en ouder wordt dit recht verhoogd tot maximaal 5 ontzie uren per week.
    c. De werknemer die in de loop van het kalenderjaar op medische indicatie gaat deelnemen aan deze regeling, mag in dat jaar naar verhouding (in hele weken) deelnemen.
    d. De werknemer gebruikt de ontzie uren voor herstel. De ontzie uren worden op medische indicatie ingeroosterd.
    e. Er vindt geen inhouding op het salaris plaats voor de ontzie uren. De ontzie uren hebben geen gevolgen voor de andere arbeidsvoorwaarden.
    f. De werknemer die deelneemt aan de seniorenregeling, zoals die vastligt in het overgangsrecht of een soortgelijke regeling, kan geen beroep doen op dit artikel.