ga naar de hoofdinhoud

Jurisprudentie: geen extra verlof meer na 65 jaar

Is het eindigen van een seniorenregeling voor de AOW-gerechtigde leeftijd in strijd met goed werkgeverschap?

In de ondernemings-cao is de seniorenregeling van toepassing op werknemers die op 31 maart 2007 in dienst waren bij werkgever. Afhankelijk van de leeftijd bestaat een recht op extra vrije dagen of vrije diensten. De regeling geldt gedurende de leeftijd van 57 tot 65 jaar. De uitspraak van de kantonrechter Rotterdam, eind vorig jaar, geeft antwoord.
 

Vordering tot verlenging van de seniorenregeling

Een operator, werkzaam in de volcontinudienst, maakt gebruik van de seniorenregeling uit de ondernemings-cao van werkgever. Als operator bedient hij zware machines en zijn functie gaat gepaard met lopen, tillen en sjouwen. In de volcontinudienst wordt gewerkt op alle dagen van de week, in de ochtend-, middag- en nachtdienst. Rond december 2020 kreeg de operator te horen dat hij vanaf 1 januari 2021 geen recht meer heeft op een deel van de extra verlofrechten uit de seniorenregeling en dat de regeling vanaf 1 januari 2022 volledig stopt.

De operator stelt dat hij niet financieel in staat is om voor het bereiken van de AOW-leeftijd uit dienst te treden. Werknemer vordert voor recht dat de seniorenregeling van toepassing blijft tot aan de AOW-leeftijd. Mocht de regeling niet van toepassing zijn, dan vordert werknemer subsidiair een geldelijke compensatie. Het laten eindigen van de regeling op de leeftijd van 65 jaar is volgens werknemer in strijd met de intentie van werkgever om in te zetten op duurzame inzetbaarheid, dan wel in strijd met goed werkgeverschap, omdat de werkgever geen alternatieven voor de seniorenregeling heeft aangedragen en geëffectueerd door geen geldelijke compensatie aan te bieden en door soortgelijke arbeid niet gelijk te belonen.

De beoordeling door de kantonrechter Rotterdam

Interpretatie van de cao

De kantonrechter Rotterdam komt tot het oordeel dat de toepasselijkheid van de regeling geen kwestie van uitleg is van het artikel in de cao. De bewoordingen zijn duidelijk, eenduidig en niet voor misverstand vatbaar. Ook tussen de partijen blijkt dat er geen sprake is van een interpretatiediscussie, maar slechts de wens van de werknemer dat de seniorenregeling ook na het bereiken van de 65-jarige leeftijd van toepassing is dan wel blijft.

Het is aan cao-partijen voorbehouden om te onderhandelen en overeenstemming te bereiken over de inhoud van de cao, waaronder over de inhoud van en het toepassingsbereik van de seniorenregeling. Als individuele werknemer ben je gebonden aan de afspraken die cao-partijen daarover maken en vastleggen in de cao. Dat geldt ook voor de werknemer in kwestie. De wijze waarop de werkgever uitvoering geeft aan de regeling en toepast op de werknemer is correct.

Goed werkgeverschap

Handelt de werkgever in strijd met het goed werkgeverschap door de cao onverkort te volgen? De werknemer heeft volgens de kantonrechter er niet op mogen vertrouwen dat de werkgever hem tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd extra verlofrechten zou toekennen. De cao-bepaling is duidelijk en niet voor misverstand vatbaar.

De betreffende regeling is sinds 2007 niet aangepast naar aanleiding van regelgeving rond leeftijdsdiscriminatie. Ook is de regeling in 2013 niet aangepast, toen bekend was dat de AOW-leeftijd stapsgewijs zou worden verhoogd. Andere cao-artikelen zijn wel aangepast aan de (nieuwe) AOW-leeftijd. Dat de geldende cao zou zijn verouderd gaat dus niet op. Ook is er geen sprake van verworven rechten, nu het gaat om rechten voortvloeiend uit de cao en niet om een gedragslijn of toezegging van de werkgever.

Werkgever heeft voldoende onderbouwd dat werknemers in de afgelopen jaren zijn geïnformeerd over de op hand zijnde verhoging van de AOW-leeftijd en dat dit financiële gevolgen kan hebben. Ook zijn werknemers geïnformeerd over andere regelingen en mogelijkheden gedurende het dienstverband. Werknemer heeft er zelf voor gekozen geen gebruik te maken van die alternatieven omdat die regelingen naar de mening van de werknemer te kostbaar zijn.

Verder heeft de werknemer onvoldoende onderbouwd dat hij niet tot de AOW-gerechtigde leeftijd in zijn functie kan blijven werken zonder de extra verlofrechten uit de seniorenregeling. De werknemer beschikt over een stuwmeer aan bovenwettelijke vakantiedagen: tot en met 2021 bedraagt het saldo 704 uur (88 dagen). Daar komen de twintig wettelijke vakantiedagen en zes bovenwettelijke vakantiedagen per jaar nog bij. Het verlofstuwmeer is ontstaan omdat de werknemer gebruik kon maken van extra verlofuren uit de seniorenregeling. Bij deze stand van zaken valt het volgens de kantonrechter niet in te zien dat door het wegvallen van de seniorenregeling een tekort aan verlofrechten en daarmee te weinig tijd voor recuperatie en een grotere kans op ziekteverzuim zou ontstaan voor de werknemer.

Het beroep op ongelijke behandeling door het stoppen van de regeling bij de leeftijd van 65 jaar slaagt ook niet door een gebrek aan onderbouwing. De kantonrecht voegt daaraan toe, dat de werknemer door toepassing van de seniorenregeling in de afgelopen jaren juist van gunstiger arbeidsvoorwaarden heeft genoten dan leeftijdsgenoten die na 31 maart 2007 in dienst zijn getreden.

De kantonrechter komt tot de conclusie dat werkgever de cao juist heeft toegepast en dat er geen sprake is van strijd met goed werkgeverschap. De vorderingen van de werknemer worden afgewezen.

Conclusie

Het is aan cao-partijen voorbehouden om afspraken te maken in de cao over een regeling en de reikwijdte daarvan. Zij onderhandelen en nemen daarbij de verschillende belangen in aanmerking. De cao-partijen hebben de regeling niet verlengd of een afbouwregeling getroffen. Er is ingezet op duurzame inzetbaarheid voor alle medewerkers. De arbeidsvoorwaarden zijn door het eindigen van de regeling weer gelijk voor alle medewerkers die 65 jaar of ouder zijn.

Dat de verhoging van de AOW-leeftijd voor de werknemer in kwestie betekent dat hij vanaf zijn 65-jarige leeftijd geen extra verlofrechten heeft maakt dat niet anders. De werkgever heeft de werknemers voldoende geïnformeerd en alternatieven aangeboden. Dat de werknemer daar geen gebruik van heeft gemaakt is zijn eigen keuze. Na deze uitspraak zal hij wellicht gaan informeren welke mogelijkheden er op het gebied van duurzame inzetbaarheid worden aangeboden. Hij kan in elk geval zijn stuwmeer aan verlofdagen gebruiken ter overbrugging.