Het IKB wordt per kalendermaand als volgt opgebouwd: a. met 8% van het voor de werknemer in die maand geldende salaris en toelagen op basis van paragraaf 3.3. Dit bedrag kan niet lager zijn dan de wettelijke minimum vakantietoelage; en b. met 13% van het voor de werknemer in die maand geldende salaris.
Voor de werknemer: a. die voor 1 januari 2009 een aanstelling of arbeidsovereenkomst bij een werkgever heeft die sinds dat moment nog ononderbroken voortduurt en die geboren is tussen 31 december 1954 en 1 januari 1960 wordt het niet-pensioengevende IKB verhoogd met 0,83%; b. die voor 1 januari 2009 een aanstelling of arbeidsovereenkomst bij een werkgever heeft die sinds dat moment nog ononderbroken voortduurt en die geboren is voor 1 januari 1955 wordt het niet-pensioengevende IKB verhoogd met 1,22%.